De Minnaar neemt in oneindige liefde
De vorm aan van de Geliefde.
Wat een schoonheid!
Beiden zijn van dezelfde nectar gemaakt
En zij delen hetzelfde voedsel.
In opperste liefde
Verzwelgen zij elkaar.
Maar zij scheiden weer
Om de vreugde van het twee zijn.
Zij zijn niet geheel hetzelfde
Maar verschillend zijn zij niet.
Niemand kan hen precies omschrijven.
Hoe intens is hun verlangen
Om bij elkaar te zijn.
Het is hun hoogste geluk.
Nooit staan zij toe
Dat hun eenheid wordt verstoord,
Zelfs niet als scherts.
Zelfs al zijn ze de hele wereld geworden,
Zij laten nooit één moment
Een verschil tussenbeide komen.
Zo hevig zijn zij tegen scheiding.
Zelfs al aanschouwen zij
Al het bezielde en onbezielde,
Dat oprijst vanuit henzelf,
Zij erkennen nooit een derde.
Zij zitten samen op dezelfde plaats,
En beiden dragen een kleed van licht.
Vanaf het begin der tijd
Zijn zij samen.
Tijdens het feest van hun eigen Opperste Liefde
Schiepen zij een onderscheid
Om van de wereld te genieten.
En toen dat "onderscheid" zelf
Een glimp had opgevangen van hun innige verbondenheid,
Zat er niets anders op dan terug te keren,
En op te gaan in de gelukzaligheid
Van hun eeuwige verbintenis.
Zonder de God
Is er geen Godin.
En zonder de Godin
Is er geen God.
Hoe zoet is hun liefde!
Het gehele universum is te klein
Om hen te bevatten.
En toch leven zij vrolijk
In het allerkleinste deeltje.
Het leven van de één
Is het leven van de ander.
En zonder hen beiden
Kan zelfs een grassprietje niet groeien.
Allen deze twee wonen
In dit huis
Dat universum heet.
Als één van beiden slaapt,
Blijft de ander waken
En neemt de rol van beiden op zich.
Wanneer beiden ontwaken,
Verdwijnt het hele universum spoorloos.
Zij worden twee
Omwille van het Goddelijk spel.
Maar ieder moment
Verlangen zij weer één te worden.
Samen zien zij,
Zij worden samen gezien.
Alleen als zij samen zijn, zijn zij gelukkig.
Shiva werd tot alle vormen:
Zowel donker als licht,
Zowel man als vrouw.
Door de vereniging van deze twee helften
Verschijnt het hele universum.
Twee luiten geven één toon.
Twee rozen geven één geur.
Twee lampen geven één licht.
Twee lippen - één woord.
Twee ogen - één blik.
Shiva en Shakti - één universum.
Hoewel zij afzonderlijk schijnen,
Zijn zij voor eeuwig verbonden.
Zij kan niet leven zonder Haar Heer.
En zonder Haar
Kan hij die alles vermag
Zelfs niet verschijnen.
Hoe kunnen we deze twee
Van elkaar onderscheiden?
Hij verschijnt als een gevolg van Haar,
En zij bestaat als een gevolg van Hem.
We kunnen suiker niet onderscheiden
Van zijn zoetheid.
En kamfer niet van van zijn geur.
Om licht te bemachtigen
Pakken we vuur.
Om de oppermachtige Shiva te bemachtigen
Moeten we vat op Shakti krijgen.
De zon wordt verlicht door licht,
Maar het is de zon zelf
Die het licht schept.
De schitterende zon en het licht
Zijn één en dezelfde.
Een voorwerp heeft een spiegelbeeld:
Als we ernaar kijken, zien we twee beelden,
Toch is er maar één ding.
Op dezelfde wijze is deze wereld een weerkaatsing
Van de Hoogste Heer.
We mogen er dan wel twee zien,
Toch bestaat er maar één.
Uit zuivere leegte
Laat Zij de hele wereld voortkomen.
Alles is van haar afhankelijk.
Toch bestaat ze slechts
Als het gevolg van Haar Heer.
Haar vorm is de hele wereld,
Het is de gemanifesteerde luister van God.
God Zelf schiep Haar vorm,
God Zelf werd die vorm.
Toen Zij Zichzelf zo schitterend getooid zag,
Verdroeg zij het niet
Dat Haar Heer minder zou hebben dan Zij Zelf.
En dus tooide Zij Hem
Met elke naam en vorm in het universum.
In eenheid versmolten
Viel er niets te doen.
Daarom schiep Shakti, die geluk brengt,
Deze wereld omwille van het Goddelijk spel.
Zij onthult de grootsheid van Haar Heer
Door te versmelten en te worden tot alles.
En hij verheerlijkt haar
Door Zich Zelf volledig te verbergen.
In Zijn grote liefde om haar te aanschouwen
Wordt hij de Waarnemer van het universum.
Als Hij Haar niet zou kunnen zien spelen,
Zou Hij geen reden hebben om te bestaan.
Om aan Haar roep te beantwoorden,
Neemt Hij de vorm aan
Van het hele universum.
Zonder Haar is Hij naakt.
Hij is zo mysterieus en subtiel,
Terwijl Hij aanwezig lijkt,
Kan Hij niet worden waargenomen.
Alleen door Haar genade
Wordt Hij.
Zij wekt Haar Heer
En serveert Hem een feestmaal
Ter grootte van het universum.
Met grote vreugde
Verzwelgt Hij elk gerecht
En tevens degene die Hem bedient.
Terwijl Hij slaapt,
Baart Zij al wat bestaat
En al wat niet bestaat.
Terwijl Zij slaapt,
Heeft Hij geen enkele vorm.
Kijk!
Hij is verborgen,
En zonder Haar kan Hij niet worden gevonden.
Want zij zijn spiegels,
Elk de ander onthullend.
Wanneer Hij Haar omhelst,
Geniet Shiva Zijn eigen geluk.
Terwijl al het geluk van de wereld
Hem toebehoort.
Zonder Haar is er geen geluk.
Zij is Zijn eigen vorm,
Maar haar schittering komt van Hem.
Terwijl zij tot eenheid versmelten,
Genieten zij de nectar van hun eigen verbintenis.
Shiva en Shakti zijn één,
Zoals lucht en de wind,
Zoals goud en zijn glans.
Shiva en Shakti zijn niet te scheiden.
Zij zijn als musk en zijn geur.
Als vuur en zijn hitte.
In het licht van de zon
Bestaat geen verschil tussen dag en nacht.
In het licht van de Hoogste Werkelijkheid
Bestaat geen verschil tussen Shiva en Shakti.
Wanneer zij elkaar omhelzen
Worden zij Eén,
Zoals het donker opgaat in het licht
Tijdens de dageraad.
Wanneer we hun Eenheid ontdekken,
Lossen alle woorden en alle gedachten op
in stilte.