De fana
Minnaars delen een heilig decreet
Om de Geliefde te zoeken.
Zij haasten zich hals over kop
Naar de Ene-die-zo-Mooi-is,
Gelijk een stortvloed van water.
In werkelijkheid is een ieder een schaduw van de Geliefde
Ons zoeken is Zijn zoeken,
Onze woorden zijn Zijn woorden.
Soms drijven we naar de Geliefde toe
Als een dansende stroom.
Soms zijn we stilstaand water
Dat in Zijn kruik gehouden wordt.
Soms koken we in een pot
En worden we tot stoom
Dat is het werk van de Geliefde.
Hij ademt in mijn oor
Totdat mijn ziel
Zijn geur aanneemt.
Hij is de ziel van mijn ziel.
Hoe kan ik ontsnappen?
Maar waarom zou een ziel in deze wereld
Willen ontsnappen aan de Geliefde?
Hij zal je trots doen smelten
En je zo dun maken als een haar,
Maar verhandel niet een haar van Hem,
Zelfs niet voor beide werelden.
Wij zoeken Hem hier en daar
Terwijl wij hem steeds aankijken.
Gezeten aan zijn zijde vragen wij:
“O Geliefde, waar is de Geliefde?”
Genoeg met zulke vragen!
Laat stilte je naar de kern van het leven brengen,
Al je gepraat is waardeloos
Vergeleken bij één fluistering
Van de Geliefde.