En de deur gaat open
Na de elementen getrotseerd te hebben,
gezwommen te hebben over woeste rivieren, steile bergwanden te hebben beklommen,
gevochten te hebben met wilde dieren, bereikt de minnaar eindelijk de deur van
zijn geliefde en klop aan.
"Wie is daar?" klinkt een stem.
"Ik ben het!" antwoordt de minnaar,
die de adem stokt bij het vooruitzicht verenigd te zijn met zijn geliefde.
De deur blijft dicht.
De minnaar vertrekt en brengt dan de volgende
jaren mediterend door, terwijl hij probeert te begrijpen waarom de deur dicht
bleef.
Na enige jaren komt de minnaar terug en klopt
op de deur van zijn geliefde.
"Wie is daar?" vraagt de stem
binnen.
"Alleen jij," antwoordt de minnaar.
De deur blijft dicht.
En de minnaar gaat terug.
Verscheidene jaren verstrijken weer in
meditatie.
Stormen gaan aan hem voorbij, seizoenen gaan
aan hem voorbij en de minnaar wacht en wacht.
Mieren bouwen hun huis om hem heen, vogels
maken hun nesten in zijn haar, de eekhoorns leggen hun wintervoorraad van noten
aan in zijn handpalmen.
Het leek alsof de natuur en hij niet twee
waren.
Weer verstrijken er enige jaren en eindelijk
komt de minnaar in beweging.
Langzaam loopt hij naar de deur van de
geliefde en klopt aan.
"Wie is daar?" vraagt de stem
binnen.
Een stilte begroet de vraag.
En de deur gaat open.